Calla informatie vind u op op onze Calla info Pagina. Hierbij beginnen we met een stukje:
Oorspronkelijk komt de Calla uit Zuid-Afrika, er zijn 8 soorten bekend. Met uitzondering van Zantedeschia aethiopica en Odorata, die een wortelstok hebben, bezitten de planten een knol. In 1687 werd de Zantedeschia door Gouverneur Simon van der Stel naar Nederland gestuurd en werd deze beschreven door de Duitse botanicus Paul Hermann die bij de universiteit van Leiden werkte. Hij gaf de plant de naam Arum Aethiopicum en met beschrijving "Flore albo odorato, Moschum redolente" wat in het Nederlands betekent "Kalfsvoet, van de Caap de Goed Hoop, met welriekende witte blom". In het verleden zijn er verschillende namen gegeven. Linnaeus beschrijft in 1733 het geslacht Calla op basis van planten die nu bekend zijn als Zantedeschia aethiopica. Hij noemt ze Calla aethiopica. Aethiopica betekent in het Grieks ‘groeiend in het Morenland’ of ‘door de zon geblakerd’. In 1818 herziet Kunth (Duitse botanicus) de naam en komt uit op Richardia africana. Acht jaar na Kunth maakt Sprengel (Duitse botanicus) er in 1826 eerst Richardia aethiopica van en na herziening van het geslacht uiteindelijk Zantedeschia. Hij vernoemde de plant naar de Italiaanse chemicus en botanicus G. Zantedeschi (1773-1846).
Zantedeschia aethiopica: wordt ook wel Witte aronskelk genoemd. Dit soort heeft samen met de Odorata als enige van de soorten Zantedeschia een wortelstok. (De andere soorten Zantedeschia zijn knollen.) Ze kan geplant worden in het voorjaar en bloeit van juni t/m september met witte geurende kelken. Deze soort vertoont guttatie wat betekent dat de bladeren water produceren. In het Latijn betekent gutta, stip, vlek of druppel.
Zantedeschia albomaculata: heeft donkergroene en wit gevlekte langwerpige bladeren, met een matig grote, melkwitte trompetvormige bloemschede van 10cm lang met purper/rood gevlekte voet en een witte bloemkolf. De variëteit ‘Aurata’ heeft een gele bloem, ‘Sulphurea’ heeft zachtgele bloemen en geblokt blad en ‘Bridal Blush’ heeft gele bloemen met aan de rand een lichte blos.
Zantedeschia elliottiana: heeft een 15 cm lange bloemschede in helder goudgeel, wat doffer aan de buitenkant. Ze heeft lang gesteelde bladeren met witachtige, doorzichtige vlekken, ovaal/hartvormig. Variëteit ‘Elliotiopica’ heeft gele bloemen.
Zantedeschia jucunda: is een geelbloemige soort met wit gevlekte groene bladeren. Ze is endemisch op de top van het Leolo-gebergte in het noordoosten van Zuid-Afrika. Ze groeit op zonnige, rotsachtige, vrij droge noord- en westhellingen. Voor goede bloei is ze in Zuid-Afrika afhankelijk van de regen eind november. Ze houdt van licht en profiteert van brand en begrazing door vee.
Zantedeschia odorata: is endemisch op het Bokkeveld-plateau waar ze groeit op vochtige plaatsen. Ze kan tot 75 cm hoog worden en heeft pijlachtige bladeren. De bloemen hebben een freesia-achtige geur.
Zantedeschia pentlandii: is vernoemd naar de Ierse wetenschapper Joseph Barclay Pentland. Ze heeft een lange en smalle witte kelk van 6-10 cm met tinten van licht tot donkerroze. Het is een kleinbloemige vorm met lancetvormige en zuiver groene bladeren, vaak met witte stippen. Kwam uit Transvaal in 1892. Door kruisingen in Australië en Nieuw-Zeeland is een sortiment met meer kleurverscheidenheid verkregen. Variëteit ‘Carminea’ heeft rode bloemen. Een kruising tussen Zantedeschia elliottiana x Zantedeschia pentlandii leverde in 1984 ‘After Glow’ op, met ronde en perzik/oranje bloemen die een rode keel bezitten.
Zantedeschia rehmannii: is een kleine tot middelgrote plant. De bladeren zijn groen, ongemarkeerd, half rechtop en niet in de vorm van een pijl zoals bij andere soorten. De bloem is van roze tot donker kastanjebruin met lichtere marges. Ze bloeit in de vroege zomer tot midden van de zomer.
Zantedeschia valida: is een middelgrote plant die ongeveer 75cm hoog wordt. Ze heeft brede bladeren die helemaal groen kunnen zijn of met witte vlekjes. De bloemkelken zijn erg groot tot wel 15cm lang. De bloemkleur is wit-creme met lichtgroen en het heeft een donker paars hart. Ze komt hoofdzakelijk voor in Kwazulu-Natal en bloeit daar van oktober tot maart.
De Aronskelk, Zantedeschia en Calla behoren allen tot de Araceae familie.
(De Aronskelkfamilie). De Nederlandse naam Aronskelk komt van het verhaal dat de bloem uit de staf van de Bijbelse figuur Aäron is ontsproten. De namen zijn wellicht anders maar ze vertegenwoordigen allemaal het zelfde product. Uiteraard zijn er wel allemaal verschillende soorten Zantedeschia zoals hier bovenstaand vermeld.
Onze Calla's groeien uit knollen. Het verschil tussen een bol en een knol is als volgt:
Een bol heeft rokken en zijn structuur is te vergelijken met bv een ui. Snijd maar eens een ui doormidden en je kijkt feitelijk naar het inwendige van een bol. Je ziet allemaal lagen over elkaar, die aan de buitenkant omgeven zijn door enkele verdorde laagjes. (Deze lagen noem je rokken.) Dit betekent dat als de plant uitkomt er maar één spriet aan zit, aan de bovenkant. Voorbeelden van bollen zijn de Narcis en de Tulp, maar dus ook bv uien. Een Calla knol is net als bijvoorbeeld een aardappel en heeft geen rokken. De knol bestaat uit één geheel en is omgeven door een harde pel of schil. Uit de knol komen meerdere scheuten. Als je goed kijkt naar de knol dan zie je verschillende ogen zitten waaruit de scheuten zullen komen. Op de foto van de calla knol is dat goed te zien.
Zantedeschia is dus al 190 jaar de officiële geslachtsnaam. In de volksmond wordt echter vaak Calla gezegd. Dit kan ook komen doordat ze in het Engels Calla lily heet. Bovendien betekent ‘Calla’ in het Grieks: mooi. Er bestaat echter wel een geslacht Calla die ook familie is van de Araceae. Het gaat om de soort Calla palustris. Het is een giftige vaste plant die op moerasachtige plaatsen op het noordelijk halfrond voorkomt en wortelstokken bezit. De bladeren en bloeiwijzen vertonen gelijkenis met name met Zantedeschia Aethiopica. Ook het geslacht Richardia bestaat, die behoort tot de familie van de Rubiaceae. Dit zijn vooral eenjarige planten.